Wij van David Nicholls; Kunstgeschiedenis
Aan te raden om te gaan lezen, het boek Wij van David Nicholls. Daarin kwam ik de volgende zeer compacte grappige passage tegen over duizenden jaren kunstgeschiedenis.
Grotschilderingen. Beeldhouwwerken van klei en vervolgens van brons. Daarna schilderden mensen zo’n 1400 jaar niets anders dan forse doch rudimentaire afbeeldingen van ofwel de Maagd Maria met kind ofwel de kruisiging. Een of andere slimmerik besefte dat dingen er in de verte kleiner uitzagen en daardoor gingen de afbeeldingen van de Maagd Maria en de kruisiging er enorm op vooruit. Opeens was iedereen erg goed in handen en gezichtsuitdrukkingen en nu waren de beelden van marmer. Dikke engeltjes doken op, terwijl elders huiselijke interieurs en handwerkende vrouwen bij ramen erg in de mode waren. Dode fazanten en trosjes druiven en heel veel details. Engeltjes verdwenen en daarvoor in de plaats kwamen fantasierijke, geïdealiseerde landschappen, gevolgd door portretten van aristocraten te paard, daarna gigantische doeken met veldslagen en scheepsrampen. Vervolgens ging men weer terug naar vrouwen die op banken lagen of uit bad stapten, maar dan wat duisterder, minder gedetailleerd.
Daarna behoorlijk veel wijnflessen en appels (red. zie als voorbeeld stilleven met appels aangeboden door Artiquair) gevolgd door ballerina’s. Schilderijen kregen een bepaalde vlekkerigheid – recensieterm – waardoor ze amper leken op wat ze zouden moeten verbeelden. Iemand tekende een urinoir en toen was het hek van de dam. Keurige vierkanten van primaire kleuren werden gevolgd door grote blokken emulsie, toen kwamen er soepblikjes, vervolgens pakte iemand een videocamera, iemand anders stortte beton en het hele gebeuren raakte hopeloos verscheurd tot een verwarrend iedereen doet maar wat-ie niet laten kan.